Baronie had haast, want de productie in Schiedam lag vrijwel stil. Oorspronkelijk was het ontwerp voor Baronie bedoeld om als nieuwbouw in Schiedam neer te zetten. Na de ruzie tussen Baronie en het gemeentebestuur van Schiedam en het daarop volgende besluit om naar Alphen aan den Rijn te vertrekken, werd het ontwerp integraal overgenomen voor de nieuwe locatie. Zo werd veel tijd bespaard. De architecten Swaneveld en Goslinga namen betonconstructeur Luyendijk in dienst, werkten het schetsontwerp uit en kregen het voor elkaar alle 92 tekeningen en betonberekeningen op 1 juli 1952, minder dan drie maanden na het besluit tot verhuizing, in te dienen. Het ontwerp voor de nieuwe fabriek besloeg
vijf verdiepingen en een kelder. Er was ruimte voor de verschillende productielijnen en –methoden, een kantoor en een kantine voor maximaal 600 mensen. De vloeroppervlakte was zo’n 14.000 vierkante meter en de totale inhoud 63.000 kubieke meter.
Het gebouw werd 93 meter lang en 60 meter breed en was van keldervloer tot dak 30 meter hoog. De constructie, een volledig betonnen skelet met vrij indeelbare vloeren en gevels van vooral glas, was kenmerkend voor veel fabrieksgebouwen uit die tijd en toont de verwantschap met de Van Nellefabriek. Er werd meer dan 5.000 vierkante meter glas in verwerkt. Het fabrieksterrein had een totale omvang van twee hectare, waarbij al rekening werd gehouden met toekomstige uitbreidingen vanwege groei van productie. De fabriek werd vanwege de locatie in de onbebouwde polder voor een belangrijk deel zelfvoorzienend, met een eigen ketelhuis, garage, timmerwerkplaats en transformatorruimten. Water kwam uit een eigen wel (bron) op het terrein.
Bouw
Op 21 januari 1954 was de betonconstructie gereed en kon de officiële eerste steen van de nieuwe fabriek worden gelegd door mejuffrouw Tine Barents, kleindochter van één van de oprichters en dochter van de toenmalige directeur Barents. “Zij kreeg hiervoor een zilveren troffel aangeboden, waarmee zij op zeer elegante wijze de eerste-steenlegging verrichtte”. Met het leggen van deze eerste steen werd een start gemaakt met de afbouw van het nieuwe fabriekscomplex.
“Deze jongen heeft nog op de kiepwagen gezeten om het zand aan te leveren voor de bouw van het pand!” (Tinus Straver, chauffeur en chef expeditie)
In de zomer van 1954 stonden onderstaande foto en tekst in de plaatselijke kranten.
“Deze foto geeft een duidelijk beeld van de imposante architectuur van het fabrieks- gebouw van Baronie, waaraan de komende maanden de laatste hand zal worden gelegd. De zogenaamde shedbouw (de gebogen daken daarvan vindt u op de foto)
zal het eerst worden voltooid. Het ligt in de bedoeling dit gedeelte reeds in juni in gebruik te nemen. Alphense meisjes zullen daar dan werk vinden.
In october moet de gehele fabriek klaar zijn en als alles blijft gaan in het tempo van het ogenblik zal dat zeker lukken. Nu het betonskelet reeds enige maanden geheel gereed is en de afwerking -van boven naar beneden- goede vorderingen maakt, is er voor alle mogelijke vaklieden gelegenheid gekomen hun aandeel tot de bouw te leveren. Momenteel werken er ongeveer honderd arbeiders aan de fabriek, niet alleen metselaars, stucadoors en timmerlieden, maar ook reeds schilders, electriciens, centrale verwarmingmonteurs en nog andere vaklieden. Aan alle zijden is men bezig met de plaatsing van een groot aantal stalen ramen en het zal niet lang meer duren of ook de technici van de firma Hensen uit Rotterdam kunnen aan het werk om de lift in
het gebouw aan te brengen. Deze eerste grote lift in Alphen krijgt zes stopplaatsen. Aan de achterzijde van de fabriek zijn specialisten bezig met de bouw van de schoor- steen.” (Nieuwe Leidsche Courant)
Oplevering
Op vrijdag 26 november 1954 was de officiële opening van het gebouw. Dit werd met veel vlagvertoon gevierd. De ceremonie vond plaats in de afgeladen kantine van de Baronie. Iedereen die iets betekende bij Baronie of in de Alphense gemeenschap was aanwezig. Burgemeester Witschey verklaarde dat “deze dag voor de Nederlandsche en Alphensche gemeenschap, maar ook voor de directie van dit bedrijf en allen daaraan verbonden, van zeer grote betekenis is.” De heer Asch van Wijck, voorzitter van de Industriële Club, verklaarde: “Schertsenderwijs wordt weleens gezegd dat Amsterdam, Rotterdam en Den Haag onder
de rook van Alphen liggen. Moge dit ons toch stimuleren een belangrijk centrum te worden.” Directeur Barents vond het gereedkomen van de nieuwe fabriek “de vervulling van een levensideaal.” Hij roemde de prettige mede- werking van het gemeentebestuur, die een belangrijke rol had gespeeld bij de keuze voor Alphen aan den Rijn.
Zo werd Alphen aan den Rijn geconfronteerd met een betonnen kolos.
De Baronie was in veel opzichten uniek voor het dorp. Het was het eerste niet-kerkelijke gebouw dat zo hoog was, het eerste gebouw met een lift in deze regio en het eerste gebouw in het latere industriegebied Rijnhaven. De komst van Baronie luidde een periode in van snelle groei van de Alphense bevolking en economie.
De bouwkosten voor het betonnen skelet waren geraamd op fl. 920.000,-. De afbouw, alle installaties en de inrichting, kostte fl. 759.000,-. In totaal kostte het gebouw ruim anderhalf miljoen gulden. Honderden vaklieden uit de meest uiteenlopende vakgebieden werden bij de bouw van het complex betrokken. Baronie voorzag een verdere groei naar zevenhonderd personeelsleden. Voor het dorp Alphen aan den Rijn was de komst van een dergelijke grote fabriek een uniek moment. In een omgeving met zware industrie langs de Rijn, maar vooral met veel verouderde en traditioneel gebouwde fabrieken, woningen en wijken, werd nu een toonbeeld van modernisme en vooruitgang gebouwd. Alle publiciteit uit die tijd ademt de sfeer van vooruitgang, van wederopbouw en van geloof in de nieuwe tijd.
3 – Architectuur
Qua architectuur was het nieuwe pand van Baronie in veel opzichten vernieuwend voor deze regio. Swaneveld en Goslinga hadden veel geleerd bij hun vorige werkgever Brinkman en Van der Vlugt. Bijna alle kenmerken van de Van Nellefabriek komen in de Baronie terug en de relatie tussen deze gebouwen is overduidelijk aanwezig. Het gebouw heeft in de halve eeuw na de oplevering jaar veel veranderingen ondergaan. Hier beschrijven we de oorspronkelijke opzet bij de oplevering in 1954.
Functioneel programma
Het programma van de Baronie was overzichtelijk verdeeld in drie zones. In zone A vond de productie plaats, zone B was voor de voorzieningen, in zone C bevonden zich kantoor en expeditie. In het midden van het gebouw zorgde een gesloten galerij voor een verbinding tussen de twee liften.
Het productiegebouw van Baronie bestond uit vijf lagen met kelder, evenredig aan het aantal bewerkingen dat de producten moesten ondergaan. Het productieproces verliep van de bovenste verdieping richting de kelder, net als in de Van Nellefabriek. De zakken cacaobonen, suiker en melkpoeder werden naar de bovenste bouwlaag getransporteerd, waar het bewerkingsproces begon. Elke volgende verdieping was een stap verder in de chocoladeproductie. Op de begane grond werden de verpak- kingen gemaakt en de producten ingepakt. Daarna werden ze in de kelder opgeslagen.
Aan de achterzijde van het gebouw waren de voorzieningen, zoals timmermanswerk- plaats, schilderswerkplaats, kleedruimte, ketelhuis en elektraruimte. Op de eerste etage bevond zich de kantine met toneel en kleedruimtes. Achter het pand stond de veertig meter hoge schoorsteen voor het ketelhuis.
Het portiershuisje werd gebruikt door vier portiers. Deze moesten niet alleen ongenode gasten buiten de deur houden, maar vooral ‘s nachts een nog veel grotere vijand
in de gaten houden: uitval van het verwarmingssysteem van de productielijn. Zij controleerden om de twee uur de verwarming van ketels en buizen.
Aan de voorkant van het gebouw was een gescheiden entree voor de fabrieksarbeiders en het kantoorpersoneel. Links was de chique entree voor het kantoorpersoneel, met hardstenen trap en verchroomde trapleuningen, rechts het betonnen trappenhuis voor het fabriekspersoneel. Het standsverschil was dus ook in het gebouw duidelijk aanwezig. Links van de entrees waren de garages met eigen onderhoudsgarage, rechts van de entrees de expeditie waar de producten het pand verlieten. Op de eerste etage was het kantoor met directieruimtes, showroom en administratie. De inrichting van het kantoor was zeer modern.
Kantine
Met een hoogte van zes meter en vrije overspanningen van meer dan achttien meter is de oude kantine zonder twijfel de meest spectaculaire ruimte van de Baronie. Ze bood plaats aan de vijfhonderd personeelsleden, maar bij feesten namen de leden van de personeelsvereniging hun partners mee en genoten zij van de optredens en voorstellingen op het toneel. De bouw- methode van de kantine werd in latere ontwerpen van Swaneveld & Goslinga veelvuldig toegepast.
Licht, lucht en ruimte
Omdat de gevels niet dragend waren, konden de kolommen van de productiehallen drie meter van de gevellijn afliggen. Swaneveld en Goslinga gebruikten hun ervaring uit de tijd bij Brinkman en Van der Vlugt en pasten ook vliesgevels van staal en glas toe. Door de betonnen balken onder de vloeren schuin af te laten lopen, konden de vliesgevels meer dan drie meter hoog worden waardoor de daglichttoetreding maximaal werd. Het gebouw was gezonder dan traditionele bouwwerken uit die tijd. Het personeel baadde in een zee van licht en de frisse wind waaide letterlijk door het gebouw. Daarnaast boden de raampartijen uitzicht over de polders.
Warmte en koeling
Door het gebruik van zo veel glas werd het snel warm in de Baronie. In de productieruimtes werkte de galerij tussen de zuidgevel en de hallen als een thermische buffer. Op de begane grond werden de producten ingepakt. Het zogenaamde sheddak zorgde voor de benodigde koelte. Een sheddak zorgt voor indirect zonlicht vanuit het noorden waardoor de warmte buiten blijft, maar het personeel wel in natuurlijk daglicht werkt. Koeling was dan ook niet nodig. Toen later het productieproces veranderde en er op de verdiepingen ook producten werden ingepakt en opgeslagen moesten zonweringen worden aangeschaft. Bij de Baronie vond men de oplossing in het wit verven van de ruiten.
Een fabriek voor mensen
Baronie gaf in 1952 opdracht een fabriek te ontwerpen waarbij het produceren van chocolade niet het enige uitgangspunt was. Het nieuwe pand moest breken met de traditie dat fabrieks- medewerkers in krappe, donkere ruimtes werkten. De bouw- methode volgens het Nieuwe Bouwen was gebaseerd op trans- parantie. Het uitblijven van scheidingswanden zorgde voor een grote openheid in de ruimte, waardoor de mensen in contact bleven met elkaar. De transparante gevels zorgden voor contact met de buitenwereld. Licht, lucht en ruimte zorgden voor een prettige en gezonde werkomgeving. De fabriek moest niet alleen tijdens werktijden een prettige omgeving zijn voor het personeel. Baronie zorgde ervoor dat de werknemers er ook buiten dien- sturen graag verbleven door de kantine te voorzien van een to- neel voor de toneelgroep en cabaretavonden, een tafeltennis- ruimte en vergaderruimte voor de verenigingen. Deze keuzes waren niet noodzakelijk voor de productie van chocolade, maar wel goed voor het welzijn van het personeel.
4 – Impact op Alphen aan den Rijn
De Baronie was het eerste fabrieksgebouw op het latere industriegebied Rijnhaven. Ten tijde van de bouw lag de fabriek midden tussen de weilanden, in polder Kerk en Zanen. In 1950 werd vogelpark Avifauna geopend in de onbebouwde polder.
Dit was de eerste plek in de omgeving waar afge- weken werd van de traditionele lintbebouwing langs de oevers van de Oude Rijn. Op oude lucht- foto’s is goed te zien hoe Avifauna de dan nog agrarische polder insteekt.
In de jaren vijftig gebeurde er veel in Alphen aan den Rijn. In 1950 werd de spoorlijn tussen Leiden en Woerden geëlektrificeerd. In 1952 werd de Juliana- brug aangelegd, in 1953 de Oranje Nassausingel aan de andere zijde van de Rijn. De komst van de Baronie paste zeer goed in de plannen die de gemeente had met de ontwikkeling van Alphen aan den Rijn van een in zichzelf gekeerd dorp naar een snelgroeiende gemeente die zich openstelde voor de buitenwereld. Jarenlang bleef de Baronie het boegbeeld van het ambitieuze karakter van Alphen aan den Rijn.
In de jaren vijftig werd het concept industrieterrein voor het eerst in Nederland echt vormgegeven. Tot die tijd stonden woningen en industrie door elkaar in dichtbevolkte wijken. Dit was zo rondom Baronie in Schiedam, maar ook in Alphen aan den Rijn woonden mensen tussen de fabrieken. Gezien de rook, stank en herrie die dat met zich meebracht, veroorzaakte dit veel overlast voor de omwonenden. Toch was het tot de Tweede Wereldoorlog heel normaal dat deze functies door elkaar heen voor- kwamen. Pas sinds die tijd werden de functies wonen en werken gescheiden, om zo de overlast tegen te gaan en een gezondere woonomgeving te creëren. Dit resulteerde in afgescheiden industrieterreinen aan de rand van dorpen en steden, waar ’s avonds dus niemand aanwezig was. Dit bracht vervolgens weer onveiligheid met zich mee. De meest recente trend is er één van hernieuwde functiemenging, waarin wonen en werken door elkaar wordt gerealiseerd. Doordat in Nederland inmiddels het grootste deel van de bevolking op een kantoor werkt, is dit ook zonder overlast mogelijk. Echte industrie vindt nog steeds op afgescheiden terreinen plaats, ook nu om overlast te voorkomen.
Doordat de Baronie in het begin zo ver buiten Alphen aan den Rijn in de polder stond, moesten alle voorzieningen zelf geleverd worden. Zo had de fabriek een eigen wel met water. De Baronie werd pas in 1965 aangesloten op het gemeentelijke water- net. Men moest toen watermeters op de wel aansluiten en ervoor betalen, maar dit wilde het bedrijf niet. Er is toen besloten de waterleidingen aan te sluiten op het ge- meentelijke net. Ook het eigen ketelhuis kwam voort uit de oorspronkelijk geïsoleer- de ligging. Men moest zelf zorgen voor voldoende warmte voor het productieproces. Bij de bouw van zwembad De Dillen is overwogen om de restwarmte van de Baronie te gebruiken voor verwarming van het water. Dit plan is echter nooit uitgevoerd. Vanaf de opening van de Baronie stegen werkgelegenheid en industriële productie in Alphen aan den Rijn explosief. In 1956 werd de nieuwe fabriek van Samson aan de Van Foreestlaan en Prinses Margrietlaan opgeleverd. Architect Maaskant kreeg vlak daarna diverse opdrachten voor woningbouw in Alphen aan den Rijn, direct rondom de nieuwe fabriek van Samson. In 1957 opende zwembad De Hoorn zijn deuren, in 1961 werd de Rijnhaven gegraven en in 1962 was de PTT-toren klaar. Het ene grote bedrijf na het andere vestigde zich op het nieuwe industriegebied Rijnhaven, dat snel groeide en de Alphense economie sterk stimuleerde. Motorenfabriek De Industrie en Hollandia Tricotage zijn hier bekende voorbeelden van.
Niet alleen de economie en industrie groeiden, ook het inwoneraantal en het aantal woningen in de gemeente steeg sterk. Tussen 1940 en 1950 was Alphen een den Rijn geleidelijk gegroeid van 19.000 naar 21.700 inwoners. In 1953 werd de 428ste naoorlogse woning opgeleverd. In 1955 had de gemeente 22.600 inwoners. In deze periode werd ook de Zeeheldenbuurt gebouwd, direct ten oosten van de Baronie. Dit gebeurde vanaf de Rijn de polder in, waardoor het deel rondom de Baronie als laatste werd opgeleverd. In de eerste jaren reden werknemers nog over een zandpad met rijplaten om bij de Baronie te komen. Pas rond 1956 kwam de Prinses Irenelaan gereed en kreeg de fabriek een officiële toegangsweg naar de Prins Bernhardlaan. Deze was net als de Oranje Nassausingel aan de overzijde van de Rijn bedoeld als rondweg om de oude kern van Alphen aan den Rijn te ontlasten en deze sloot bij de Hoorn weer aan op de weg naar Leiden. Pas veel later, toen de Albert Schweitzerbrug werd gebouwd, werd deze weg ook de ontsluiting richting Amsterdam. Vanaf die tijd ging het hard met de groei van Alphen aan den Rijn.
“Ik zat naast het terras, daar was de directiekamer, tegenover de showroom. Ik kon vanaf het kantoor zien hoe Alphen aan den Rijn steeds meer richting de Baronie kwam” (M.F. Otten, commercieel directeur)
De Van Nesstraat is de belangrijkste winkelstraat in de Zeeheldenbuurt. De winkels openden hun deuren voor het eerst in 1956. De principes van de Rotterdamse Lijnbaan zijn ook hier terug te vinden. Er bestaat een duidelijke verwantschap tussen de bouw- stijlen van deze beide winkelstraten, zoals de strikte functiescheiding van wonen en werken. Ook het gebruik van beton met glas is typisch voor deze periode. De wijk bevat drie kerken: de Nederlands Hervormde Opstandingskerk, de Gereformeerde Salvatorikerk en de Rooms-katholieke Pius X-kerk (alle drie met losstaande klokken- torens). De gebouwen doen erg denken aan de kerken die architectenbureau Swaneveld & Goslinga in die zelfde tijd in Schiedam en Pendrecht tekende en zijn karakteristiek voor de naoorlogse periode.
Door de hoogte van het gebouw was de Baronie ook aantrekkelijk voor andere doel- einden dan de productie van chocolade. Op het dak stond de sirene van de BurgerBescherming, die iedere maand afging om te oefenen. De buurt kwam regelmatig klagen over de herrie en stank die de Baronie produceerde.