De Baronie

Functie:

Chocoladefabriek

Architect:

Swaneveld & Goslinga

Adres:

Prinses Beatrixlaan 1

 


 

De voormalige chocoladefabriek is recent gerenoveerd en verbouwd tot kantorencomplex. De fabriek is heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling en groei van Alphen geweest. Maar ook is het een bijzonder mooi voorbeeld van het nieuwe bouwen dat na de oorlog gemeen goed werd.

 

1 – Ontstaansgeschiedenis Baronie N.V.

 

Rotterdam 1912
Op 12 januari 1912 begonnen Marinus Barents, ex-vertegenwoordiger bij Bensdorp Chocolade, en Antonie de Rot, verzekeraar, onder de naam “Barents & De Rot” met het maken van suikergoed in een pakhuis uit 1899 aan de Vinkenstraat 6-8 te Rotterdam. Niet veel later gingen ze ook platte chocolade en bonbons maken. De samenwerking tussen de heren duurde slechts een paar jaar, omdat De Rot al snel terug ging naar zijn oude werk. In 1920 vond Barents een nieuwe partner in Egbert Nieuwenhuis.
Zij kenden elkaar uit de tijd dat Barents als vertegenwoordiger van de Amsterdamse chocoladefabriek Bensdorp geregeld over de vloer kwam bij de banketbakkerij van Nieuwenhuis aan de Noordsingel in Rotterdam. Ondanks de nieuwe kopmannen bleef de firma “Barents & de Rot” heten, mede vanwege de opgebouwde goede naam. Ten tijde van de nieuwe samenwerking werkten er zes personen bij het bedrijf.

 

Verhuizing naar Schiedam
De samenwerking verliep goed en het aantal werknemers groeide in vijf jaar van zes naar dertig mensen. Het bedrijfspand aan de Vinkenstraat werd al snel te klein voor de firma Barents & De Rot. Barents en Nieuwenhuis gingen op zoek naar een nieuw onderkomen en vonden een oude timmermanswerkplaats aan de Warande 36 – 38 in Schiedam. Ze kochten dit pand en tekenden op 20 augustus 1925 de vergunning voor het gebruik als chocoladefabriek. Direct daarna verhuisde de firma naar dit gebouw. De zaken bleven uitstekend gaan. De fabriek aan de Warande was na 2,5 jaar alweer aan uitbreiding toe. In 1928 werd een nieuw pand aan de achterzijde bijgebouwd.

 

N.V. Cacao- en chocoladefabriek Baronie
In 1930 veranderde de firma haar naam. De naam van Nieuwenhuis werd in de nieuwe naam meegenomen, maar ook medeoprichter De Rot bleef zijn vermelding houden, ondanks dat hij al tien jaar geen deel meer uitmaakte van de directie. De nieuwe naam was een samenvoeging van de eerste letters van de namen BArents, de ROt en NIEwen- huis. Vanaf dat moment heette het bedrijf N.V. Cacao- en chocoladefabriek “Baronie”.

 

Baronie in de jaren dertig
Chocoladefabriek Baronie groeide hard. Opnieuw was er sterke behoefte aan uitbreiding van de fabriek om de productie te kunnen opvoeren. Op 24 november 1933 kocht het bedrijf een pand aan de Nieuwe Haven 91 in Schiedam, dat met de rug tegen de gebouwen aan de Warande 36 – 38 lag. Er kwam een verbinding tussen
de oude en de nieuwe fabriek, waarmee het totale vloeroppervlakte vergroot werd tot 4.000 vierkante meter. Zo kon de gewenste uitbreiding van de productie- capaciteit worden gerealiseerd.

De verbinding was op 9 juli 1934 voltooid en werd feeste- lijk geopend, waarbij het personeel een gietijzeren gedenksteen overhandigde aan de directie. Twintig jaar later zou deze steen meeverhuizen naar de fabriek in Alphen aan den Rijn. Daar hing hij in het begin aan het hek bij het portiershuisje. Later verhuisde de gedenk- steen naar de centrale hal.
Ook in de moeilijke jaren dertig gingen de zaken van Baronie goed. Waar andere fabrieken door de crisis moesten saneren of zelfs failliet gingen, nam de omzet van Baronie toe. Uitbreiding van de fabriek was dan ook al snel weer noodzakelijk. Op 17 december 1935 breidde de fabriek opnieuw flink uit. N.V. Baronie kocht het complete complex van de buren, de destijds bekende leverancier van orgels “N.V. Standaart’s Orgelfabrieken”, gelegen aan de Warande en Nieuwe Haven met een oppervlakte van 1.140 vierkante meter.

 

Aanvraag tot uitbreiding
De fabriek van Baronie groeide verder en bood in 1938 werk aan meer dan 320 arbeiders. De productie werd verder verhoogd en ook de nieuw aangekochte panden waren al snel te klein, zodat er opnieuw behoefte aan uitbreiding was. Er was echter geen vooruitzicht dat de buurpanden leeg zouden komen. De directie vroeg daarom een vergunning aan om de panden aan de Warande uit te breiden tot de straatgrens. Doelstelling van de nieuwbouw was de productielijn te modernise- ren en uit te breiden. Het aantal werknemers zou daar- mee groeien tot ruim 500 mensen.

In 1860 was door de gemeente Schiedam vastgesteld dat tussen de straat en de pan- den aan de Warande een groene strook van zes meter moest blijven om het karakter te behouden. Men vreesde voor aantasting van het stads- en straatbeeld en voor pre- cedentwerking naar andere fabrieken als men een vergunning aan Baronie zou verle- nen. De gemeente moest door de aanvraag van Baronie kiezen: meer werkgelegen- heid creëren in crisistijd, of de schoonheid van de Warande behouden.
Voorstanders van het verlenen van een bouwvergunning benadrukten het economisch belang van de fabriek voor de stad en het werk dat het opleverde voor personeel
en toeleveranciers. Gevreesd werd dat bij het weigeren van een bouwvergunning Baronie net als veel andere Schiedamse bedrijven naar elders zou vertrekken en er minder banen in de stad zouden overblijven. Bovendien zou de uitbreiding “tientallen bouwvakarbeiders, electriciens en anderen weer geruimen tijd werk verschaffen.” (Schiedamsche Courant). In de economische crisis van de late jaren dertig was dit alles een heikele kwestie.
Baronie gaf verder als argumenten dat in haar koopaktes nergens stond aangegeven dat de zes meter aan de straat niet mocht worden bebouwd en dat het landelijk karakter van de Warande slechts een“zeer betrekkelijk karakter draagt, immers de bebouwing op den hoek waarop de Unie staat, zoomende de voorterreinen van
de firma Bingham en Overbeek, geven meer de indruk van een industrie-wijk. Bovendien zijn aan de overzijde van Schoolstraat tot Westerkade alle huizen zonder voortuinen.” (Schiedamsche Courant)

 

De Schoonheidscommissie had het hele jaar nodig om de aanvraag tot bouwvergunning te beoordelen. Uiteindelijk besloot de gemeenteraad op 11 november 1938 (anderhalf jaar na het indienen van de aanvraag!) met 15 stemmen voor en 14 stemmen tegen de aanvraag te verwerpen. De Sociaal Democraten, de Liberale fractie en de helft van de Rooms Katholieke en de Christelijk Historische fracties stemden voor het voorstel tot uitbreiding. De Antirevolutionairen, de Communisten en de andere helft van de Rooms Katholieke en de Christelijk Historische fracties stemden tegen. Zij voelden zich gesterkt door de bezwaarschriften van bewoners van de buurpanden, Warande 26 a en b en 28 a en b. Het ging er niet zachtzinnig aan toe. Eén van de voor- standers van de uitbreiding van Baronie, raadslid van den Berg, startte zijn pleidooi in de gemeenteraad als volgt: “Baronie is een van de weinige gelukkige bedrijven, die tijdens de crisis zich gestaag en voorspoedig hebben kunnen uitbreiden.” Raadslid mevrouw Benthem – de Wilde antwoordde hierop: “Ja, dank zij kinderexploitatie!”
De directie van Baronie en “voorstanders van werkverschaffing” gingen niet akkoord met het ‘nee’ van de Schoonheidscommissie. Vanaf dat moment werd een openbare discussie tussen buren, directie van Baronie en gemeenteraadsleden in de Schiedam- sche Courant gevoerd. De meest uiteenlopende politieke partijen mengden zich in de discussie, met zeer verschillende argumenten voor en tegen. De zaak liep uiteindelijk zo hoog op, dat Baronie dreigde echt te vertrekken naar een andere gemeente.
Dit was een pijnlijke zaak zo midden in de crisis. Nog tot halverwege 1939 bleef
de kwestie terugkomen in de vergaderingen van de gemeenteraad. Toen zakte de productie van Baronie door de dreiging van de Tweede Wereldoorlog in en verstomde de discussie. Voorlopig…

 

Tweede Wereldoorlog
Op 18 maart 1940 werd in de fabriek van Baronie een tentoonstelling gehouden van aangeschaft materiaal van de Luchtbescherming van Schiedam. Hierbij werden
‘drie groote verbandkisten, houweelen en hamers’ getoond. Van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om fondsen te werven voor de aanschaf van meer materiaal. Aan het begin van de Duitse bezetting in 1940 had Baronie een personeelsbestand van meer dan 350 mensen. De fabriek werd door de bezetters echter leeggehaald en het werd onmogelijk om nog chocolade te produceren. De gemeente Schiedam zette het gebouw en de werknemers tijdelijk in als gaarkeuken bij de voedselvoor- ziening. De productie van chocolade lag stil.

 

Wederopbouw
Na de oorlog kwamen de productie en het bedrijf weer langzaam op gang. Veel fabrieken die luxeproducten leverden hadden het de eerste jaren na de oorlog zwaar en kwamen negatief in het nieuws met stakingen en gedwongen ontslagen. In maart 1946 brak bij Baronie een staking uit. Volgens de EVC (Eenheids Vak Centrale, de communistische vakbeweging) was de reden voor deze staking het ontslag van vier meisjes die om loons- verhoging vroegen die al in het vooruitzicht was gesteld. Volgens de directie overtraden de meisjes een dienst- voorschrift, ze namen immers hun tasjes mee in de fabriek. Deze hoorden ze in de garderobe achter te laten, om diefstal te voorkomen.
Ook bij andere werknemers heerste ontevredenheid, omdat de loonregeling van een rijksbemiddelaar nog niet werd nagekomen. Deze rijksbemiddelaar was door het Ministerie van Arbeid, Handel en Nijverheid aan- gesteld “tot bevordering van de vreedzame bijlegging van geschillen over arbeidsaangelegenheden en tot het voorkomen van zoodanige geschillen”. De directie van Baronie beschuldigde de EVC van “on-Nederlandse en terroristische methoden” en was niet van plan de eisen in te willigen, zelfs al moest de productie geheel worden stopgezet. Uiteindelijk werd de zaak geschikt en gingen de werknemers weer aan het werk.

In 1947 kwam Baronie op een heel andere wijze in het nieuws. De meisjes van de chocoladefabriek brachten een week door in een vakantieoord te Putten, terwijl de jongens in Beekbergen een week lang van bos en heide genoten, dankzij financiële steun van de directie. “Heerlijk gebruind en opgefrist werd op 4 augustus de arbeid in de fabriek weer hervat.” Voor die tijd was het redelijk uniek dat een werkgever een dergelijke vakantie voor zijn personeel inlaste, laat staan betaalde.
Baronie deed meer voor het welzijn van het personeel. Zo richtte men een zwemclub op waarbij werknemers tegen gereduceerd tarief eenmaal in de week direct na werk- tijd terecht konden in het Sportfondsenbad.
In 1949 draaide Baronie weer dezelfde productie als voor de oorlog. Het machinepark werd verbeterd en na tien moeilijke jaren liep het bedrijf opnieuw tegen de grenzen van haar productiecapaciteit aan. Er ontstond behoefte aan verdere uitbreiding van de fabriek. Ditmaal was behalve de verhoging van de productie ook de voortschrijdende mechanisering van het proces hierbij belangrijk. Voor de nieuwe en grotere machines was meer ruimte nodig. De kwestie van de afgewezen bouwvergunning van 1938 werd opnieuw actueel.

 

Brand
Op 10 oktober 1951 brak een grote brand uit die meer dan de helft van het fabrieks- complex van Baronie verwoestte.
“De hele stad rook naar de chocolade” (C.J. Van Dijk, Schiedammer)Liquidatie van het bedrijf was nabij omdat de productie vanwege de verwoestingen grotendeels stil kwam te liggen. Baronie zocht naar oplossingen door de gespaarde delen van het complex aan de Nieuwe Haven te gebruiken voor een deel van het productieproces. Deze panden werden schoongemaakt en het architectenbureau Swaneveld & Goslinga had op 10 november 1951 de plannen klaar voor de noodvoorzieningen voor het afgebrande gedeelte aan de Warande. Zo kon de productie gedeeltelijk worden hervat, in afwachting van nieuwbouw van de fabriek.

 

2 – Bouw van de Baronie in Alphen aan den Rijn

 

Plannen voor nieuwbouw
De samenwerking met het jonge Rotterdamse architectenbureau Swaneveld & Goslinga (beide heren waren woonachtig in Schiedam) bij de tijdelijke ingebruikname van het oude fabriekspand beviel de directie van Baronie goed. Direct na het besluit tot nieuwbouw gaf zij het bureau de opdracht plannen te maken voor een hypermodern nieuw fabriekspand. Er ontstond intensief contact tussen de gemeente Schiedam en Baronie waarbij mogelijkheden werden gezocht voor een nieuw te bouwen fabriek. De gemeente en Baronie zagen herbouw aan de Warande niet zitten. Baronie had plannen om een groot nieuw complex te bouwen.
Zo kon de fabriek ook in de toekomst ruimte bieden aan verdere uitbreiding. De gemeente Schiedam vond deze plannen echter niet passen in het straatbeeld van de Warande en bood Baronie aan de nieuwbouwplannen te realiseren in het Schiedamse Sterrebos, een nieuw industrieterrein aan de rand van de stad.
Op 10 december 1951 presenteerde Swaneveld & Goslinga de plannen voor een nieuwbouwcomplex.
Dit was zo modern dat de allernieuwste productie- technieken hierin een plaats konden krijgen. Bovendien was verdere uitbreiding in de toekomst mogelijk. Baronie verwachtte binnen enkele jaren te kunnen groeien naar 700 man personeel. Het continu ‘loeren’ op vertrekkende buren en de gemeentelijke bezwaren bij uitbreidingen hadden de directie in het verleden te veel energie gekost. Die ruimte wilde men bij nieuwbouw direct mogelijk maken door een groot complex te bouwen. De ideeën voor de nieuwe fabriek waren vooruitstrevend. Het ging in eerste instantie om een gebouw van vijftig

meter hoog. De bezwaren van de gemeente Schiedam, aantasting van het stads- beeld en verstoring van de werking van fabrieksschoorstenen in de omgeving, maak- ten dat opnieuw een discussie ontstond over de haalbaarheid en wenselijkheid van nieuwbouw van Baronie in Schiedam. De directie van Baronie
kreeg in de tussentijd aanbiedingen uit andere gemeenten om zich daar te vestigen. Dit maakte haar dermate zelfverzekerd dat zij het zich durfde te permitteren om eisen te stellen aan de gemeente Schiedam voor wat betreft de nieuwbouw.

 

Vertrek uit Schiedam
Op 21 januari 1952 brak opnieuw brand uit in de fabriek, ditmaal in de suikerwerkerij. De brandweer, gealarmeerd door melkhandelaar Suyker, had het vuur na een half uur onder controle. De schade bedroeg ongeveer 25.000 gulden. De productielijn was opnieuw aangetast. Op 4 februari 1952 nam Baronie de definitieve beslissing om te vertrekken uit Schiedam. De ruzie met de gemeente was weer zo hoog opgelopen, dat de directie besloot naar elders uit te wijken. Na aanbiedingen van diverse gemeenten te hebben overwogen besloot het bedrijf in te gaan op een aanbieding van de gemeente Alphen aan den Rijn, in de onbebouwde polders in het noorden van Zuid-Holland. Het plan voor de nieuwe fabriek in Schiedam werd integraal over- geplaatst naar Alphen aan den Rijn. De oude plannen konden dus gewoon gebruikt worden op de nieuwe vestigingsplaats. Architectenbureau Swaneveld en Goslinga tekende in een razend tempo door en de Aanvraag Bouwvergunning, inclusief 92 (!) tekeningen en berekeningen (ook uitgevoerd door de jonge architecten), werd ingediend op 1 juli 1952.

 

Bouwvergunning 

Baronie had haast, want de productie in Schiedam lag vrijwel stil. Oorspronkelijk was het ontwerp voor Baronie bedoeld om als nieuwbouw in Schiedam neer te zetten. Na de ruzie tussen Baronie en het gemeentebestuur van Schiedam en het daarop volgende besluit om naar Alphen aan den Rijn te vertrekken, werd het ontwerp integraal overgenomen voor de nieuwe locatie. Zo werd veel tijd bespaard. De architecten Swaneveld en Goslinga namen betonconstructeur Luyendijk in dienst, werkten het schetsontwerp uit en kregen het voor elkaar alle 92 tekeningen en betonberekeningen op 1 juli 1952, minder dan drie maanden na het besluit tot verhuizing, in te dienen. Het ontwerp voor de nieuwe fabriek besloeg
vijf verdiepingen en een kelder. Er was ruimte voor de verschillende productielijnen en –methoden, een kantoor en een kantine voor maximaal 600 mensen. De vloeroppervlakte was zo’n 14.000 vierkante meter en de totale inhoud 63.000 kubieke meter.
Het gebouw werd 93 meter lang en 60 meter breed en was van keldervloer tot dak 30 meter hoog. De constructie, een volledig betonnen skelet met vrij indeelbare vloeren en gevels van vooral glas, was kenmerkend voor veel fabrieksgebouwen uit die tijd en toont de verwantschap met de Van Nellefabriek. Er werd meer dan 5.000 vierkante meter glas in verwerkt. Het fabrieksterrein had een totale omvang van twee hectare, waarbij al rekening werd gehouden met toekomstige uitbreidingen vanwege groei van productie. De fabriek werd vanwege de locatie in de onbebouwde polder voor een belangrijk deel zelfvoorzienend, met een eigen ketelhuis, garage, timmerwerkplaats en transformatorruimten. Water kwam uit een eigen wel (bron) op het terrein.

 

Bouw

Op 21 januari 1954 was de betonconstructie gereed en kon de officiële eerste steen van de nieuwe fabriek worden gelegd door mejuffrouw Tine Barents, kleindochter van één van de oprichters en dochter van de toenmalige directeur Barents. “Zij kreeg hiervoor een zilveren troffel aangeboden, waarmee zij op zeer elegante wijze de eerste-steenlegging verrichtte”. Met het leggen van deze eerste steen werd een start gemaakt met de afbouw van het nieuwe fabriekscomplex.
“Deze jongen heeft nog op de kiepwagen gezeten om het zand aan te leveren voor de bouw van het pand!” (Tinus Straver, chauffeur en chef expeditie)
In de zomer van 1954 stonden onderstaande foto en tekst in de plaatselijke kranten.
“Deze foto geeft een duidelijk beeld van de imposante architectuur van het fabrieks- gebouw van Baronie, waaraan de komende maanden de laatste hand zal worden gelegd. De zogenaamde shedbouw (de gebogen daken daarvan vindt u op de foto)
zal het eerst worden voltooid. Het ligt in de bedoeling dit gedeelte reeds in juni in gebruik te nemen. Alphense meisjes zullen daar dan werk vinden.
In october moet de gehele fabriek klaar zijn en als alles blijft gaan in het tempo van het ogenblik zal dat zeker lukken. Nu het betonskelet reeds enige maanden geheel gereed is en de afwerking -van boven naar beneden- goede vorderingen maakt, is er voor alle mogelijke vaklieden gelegenheid gekomen hun aandeel tot de bouw te leveren. Momenteel werken er ongeveer honderd arbeiders aan de fabriek, niet alleen metselaars, stucadoors en timmerlieden, maar ook reeds schilders, electriciens, centrale verwarmingmonteurs en nog andere vaklieden. Aan alle zijden is men bezig met de plaatsing van een groot aantal stalen ramen en het zal niet lang meer duren of ook de technici van de firma Hensen uit Rotterdam kunnen aan het werk om de lift in
het gebouw aan te brengen. Deze eerste grote lift in Alphen krijgt zes stopplaatsen. Aan de achterzijde van de fabriek zijn specialisten bezig met de bouw van de schoor- steen.” (Nieuwe Leidsche Courant)

 

Oplevering
Op vrijdag 26 november 1954 was de officiële opening van het gebouw. Dit werd met veel vlagvertoon gevierd. De ceremonie vond plaats in de afgeladen kantine van de Baronie. Iedereen die iets betekende bij Baronie of in de Alphense gemeenschap was aanwezig. Burgemeester Witschey verklaarde dat “deze dag voor de Nederlandsche en Alphensche gemeenschap, maar ook voor de directie van dit bedrijf en allen daaraan verbonden, van zeer grote betekenis is.” De heer Asch van Wijck, voorzitter van de Industriële Club, verklaarde: “Schertsenderwijs wordt weleens gezegd dat Amsterdam, Rotterdam en Den Haag onder
de rook van Alphen liggen. Moge dit ons toch stimuleren een belangrijk centrum te worden.” Directeur Barents vond het gereedkomen van de nieuwe fabriek “de vervulling van een levensideaal.” Hij roemde de prettige mede- werking van het gemeentebestuur, die een belangrijke rol had gespeeld bij de keuze voor Alphen aan den Rijn.
Zo werd Alphen aan den Rijn geconfronteerd met een betonnen kolos.
De Baronie was in veel opzichten uniek voor het dorp. Het was het eerste niet-kerkelijke gebouw dat zo hoog was, het eerste gebouw met een lift in deze regio en het eerste gebouw in het latere industriegebied Rijnhaven. De komst van Baronie luidde een periode in van snelle groei van de Alphense bevolking en economie.
De bouwkosten voor het betonnen skelet waren geraamd op fl. 920.000,-. De afbouw, alle installaties en de inrichting, kostte fl. 759.000,-. In totaal kostte het gebouw ruim anderhalf miljoen gulden. Honderden vaklieden uit de meest uiteenlopende vakgebieden werden bij de bouw van het complex betrokken. Baronie voorzag een verdere groei naar zevenhonderd personeelsleden. Voor het dorp Alphen aan den Rijn was de komst van een dergelijke grote fabriek een uniek moment. In een omgeving met zware industrie langs de Rijn, maar vooral met veel verouderde en traditioneel gebouwde fabrieken, woningen en wijken, werd nu een toonbeeld van modernisme en vooruitgang gebouwd. Alle publiciteit uit die tijd ademt de sfeer van vooruitgang, van wederopbouw en van geloof in de nieuwe tijd.

 

3 – Architectuur

Qua architectuur was het nieuwe pand van Baronie in veel opzichten vernieuwend voor deze regio. Swaneveld en Goslinga hadden veel geleerd bij hun vorige werkgever Brinkman en Van der Vlugt. Bijna alle kenmerken van de Van Nellefabriek komen in de Baronie terug en de relatie tussen deze gebouwen is overduidelijk aanwezig. Het gebouw heeft in de halve eeuw na de oplevering jaar veel veranderingen ondergaan. Hier beschrijven we de oorspronkelijke opzet bij de oplevering in 1954.

 

Functioneel programma
Het programma van de Baronie was overzichtelijk verdeeld in drie zones. In zone A vond de productie plaats, zone B was voor de voorzieningen, in zone C bevonden zich kantoor en expeditie. In het midden van het gebouw zorgde een gesloten galerij voor een verbinding tussen de twee liften.

Het productiegebouw van Baronie bestond uit vijf lagen met kelder, evenredig aan het aantal bewerkingen dat de producten moesten ondergaan. Het productieproces verliep van de bovenste verdieping richting de kelder, net als in de Van Nellefabriek. De zakken cacaobonen, suiker en melkpoeder werden naar de bovenste bouwlaag getransporteerd, waar het bewerkingsproces begon. Elke volgende verdieping was een stap verder in de chocoladeproductie. Op de begane grond werden de verpak- kingen gemaakt en de producten ingepakt. Daarna werden ze in de kelder opgeslagen.

Aan de achterzijde van het gebouw waren de voorzieningen, zoals timmermanswerk- plaats, schilderswerkplaats, kleedruimte, ketelhuis en elektraruimte. Op de eerste etage bevond zich de kantine met toneel en kleedruimtes. Achter het pand stond de veertig meter hoge schoorsteen voor het ketelhuis.
Het portiershuisje werd gebruikt door vier portiers. Deze moesten niet alleen ongenode gasten buiten de deur houden, maar vooral ‘s nachts een nog veel grotere vijand
in de gaten houden: uitval van het verwarmingssysteem van de productielijn. Zij controleerden om de twee uur de verwarming van ketels en buizen.

 

Aan de voorkant van het gebouw was een gescheiden entree voor de fabrieksarbeiders en het kantoorpersoneel. Links was de chique entree voor het kantoorpersoneel, met hardstenen trap en verchroomde trapleuningen, rechts het betonnen trappenhuis voor het fabriekspersoneel. Het standsverschil was dus ook in het gebouw duidelijk aanwezig. Links van de entrees waren de garages met eigen onderhoudsgarage, rechts van de entrees de expeditie waar de producten het pand verlieten. Op de eerste etage was het kantoor met directieruimtes, showroom en administratie. De inrichting van het kantoor was zeer modern.

 

Kantine
Met een hoogte van zes meter en vrije overspanningen van meer dan achttien meter is de oude kantine zonder twijfel de meest spectaculaire ruimte van de Baronie. Ze bood plaats aan de vijfhonderd personeelsleden, maar bij feesten namen de leden van de personeelsvereniging hun partners mee en genoten zij van de optredens en voorstellingen op het toneel. De bouw- methode van de kantine werd in latere ontwerpen van Swaneveld & Goslinga veelvuldig toegepast.

 

Licht, lucht en ruimte
Omdat de gevels niet dragend waren, konden de kolommen van de productiehallen drie meter van de gevellijn afliggen. Swaneveld en Goslinga gebruikten hun ervaring uit de tijd bij Brinkman en Van der Vlugt en pasten ook vliesgevels van staal en glas toe. Door de betonnen balken onder de vloeren schuin af te laten lopen, konden de vliesgevels meer dan drie meter hoog worden waardoor de daglichttoetreding maximaal werd. Het gebouw was gezonder dan traditionele bouwwerken uit die tijd. Het personeel baadde in een zee van licht en de frisse wind waaide letterlijk door het gebouw. Daarnaast boden de raampartijen uitzicht over de polders.

 

Warmte en koeling
Door het gebruik van zo veel glas werd het snel warm in de Baronie. In de productieruimtes werkte de galerij tussen de zuidgevel en de hallen als een thermische buffer. Op de begane grond werden de producten ingepakt. Het zogenaamde sheddak zorgde voor de benodigde koelte. Een sheddak zorgt voor indirect zonlicht vanuit het noorden waardoor de warmte buiten blijft, maar het personeel wel in natuurlijk daglicht werkt. Koeling was dan ook niet nodig. Toen later het productieproces veranderde en er op de verdiepingen ook producten werden ingepakt en opgeslagen moesten zonweringen worden aangeschaft. Bij de Baronie vond men de oplossing in het wit verven van de ruiten.

 

Een fabriek voor mensen
Baronie gaf in 1952 opdracht een fabriek te ontwerpen waarbij het produceren van chocolade niet het enige uitgangspunt was. Het nieuwe pand moest breken met de traditie dat fabrieks- medewerkers in krappe, donkere ruimtes werkten. De bouw- methode volgens het Nieuwe Bouwen was gebaseerd op trans- parantie. Het uitblijven van scheidingswanden zorgde voor een grote openheid in de ruimte, waardoor de mensen in contact bleven met elkaar. De transparante gevels zorgden voor contact met de buitenwereld. Licht, lucht en ruimte zorgden voor een prettige en gezonde werkomgeving. De fabriek moest niet alleen tijdens werktijden een prettige omgeving zijn voor het personeel. Baronie zorgde ervoor dat de werknemers er ook buiten dien- sturen graag verbleven door de kantine te voorzien van een to- neel voor de toneelgroep en cabaretavonden, een tafeltennis- ruimte en vergaderruimte voor de verenigingen. Deze keuzes waren niet noodzakelijk voor de productie van chocolade, maar wel goed voor het welzijn van het personeel.

 

4 – Impact op Alphen aan den Rijn

 

De Baronie was het eerste fabrieksgebouw op het latere industriegebied Rijnhaven. Ten tijde van de bouw lag de fabriek midden tussen de weilanden, in polder Kerk en Zanen. In 1950 werd vogelpark Avifauna geopend in de onbebouwde polder.

Dit was de eerste plek in de omgeving waar afge- weken werd van de traditionele lintbebouwing langs de oevers van de Oude Rijn. Op oude lucht- foto’s is goed te zien hoe Avifauna de dan nog agrarische polder insteekt.
In de jaren vijftig gebeurde er veel in Alphen aan den Rijn. In 1950 werd de spoorlijn tussen Leiden en Woerden geëlektrificeerd. In 1952 werd de Juliana- brug aangelegd, in 1953 de Oranje Nassausingel aan de andere zijde van de Rijn. De komst van de Baronie paste zeer goed in de plannen die de gemeente had met de ontwikkeling van Alphen aan den Rijn van een in zichzelf gekeerd dorp naar een snelgroeiende gemeente die zich openstelde voor de buitenwereld. Jarenlang bleef de Baronie het boegbeeld van het ambitieuze karakter van Alphen aan den Rijn.

In de jaren vijftig werd het concept industrieterrein voor het eerst in Nederland echt vormgegeven. Tot die tijd stonden woningen en industrie door elkaar in dichtbevolkte wijken. Dit was zo rondom Baronie in Schiedam, maar ook in Alphen aan den Rijn woonden mensen tussen de fabrieken. Gezien de rook, stank en herrie die dat met zich meebracht, veroorzaakte dit veel overlast voor de omwonenden. Toch was het tot de Tweede Wereldoorlog heel normaal dat deze functies door elkaar heen voor- kwamen. Pas sinds die tijd werden de functies wonen en werken gescheiden, om zo de overlast tegen te gaan en een gezondere woonomgeving te creëren. Dit resulteerde in afgescheiden industrieterreinen aan de rand van dorpen en steden, waar ’s avonds dus niemand aanwezig was. Dit bracht vervolgens weer onveiligheid met zich mee. De meest recente trend is er één van hernieuwde functiemenging, waarin wonen en werken door elkaar wordt gerealiseerd. Doordat in Nederland inmiddels het grootste deel van de bevolking op een kantoor werkt, is dit ook zonder overlast mogelijk. Echte industrie vindt nog steeds op afgescheiden terreinen plaats, ook nu om overlast te voorkomen.

Doordat de Baronie in het begin zo ver buiten Alphen aan den Rijn in de polder stond, moesten alle voorzieningen zelf geleverd worden. Zo had de fabriek een eigen wel met water. De Baronie werd pas in 1965 aangesloten op het gemeentelijke water- net. Men moest toen watermeters op de wel aansluiten en ervoor betalen, maar dit wilde het bedrijf niet. Er is toen besloten de waterleidingen aan te sluiten op het ge- meentelijke net. Ook het eigen ketelhuis kwam voort uit de oorspronkelijk geïsoleer- de ligging. Men moest zelf zorgen voor voldoende warmte voor het productieproces. Bij de bouw van zwembad De Dillen is overwogen om de restwarmte van de Baronie te gebruiken voor verwarming van het water. Dit plan is echter nooit uitgevoerd. Vanaf de opening van de Baronie stegen werkgelegenheid en industriële productie in Alphen aan den Rijn explosief. In 1956 werd de nieuwe fabriek van Samson aan de Van Foreestlaan en Prinses Margrietlaan opgeleverd. Architect Maaskant kreeg vlak daarna diverse opdrachten voor woningbouw in Alphen aan den Rijn, direct rondom de nieuwe fabriek van Samson. In 1957 opende zwembad De Hoorn zijn deuren, in 1961 werd de Rijnhaven gegraven en in 1962 was de PTT-toren klaar. Het ene grote bedrijf na het andere vestigde zich op het nieuwe industriegebied Rijnhaven, dat snel groeide en de Alphense economie sterk stimuleerde. Motorenfabriek De Industrie en Hollandia Tricotage zijn hier bekende voorbeelden van.

Niet alleen de economie en industrie groeiden, ook het inwoneraantal en het aantal woningen in de gemeente steeg sterk. Tussen 1940 en 1950 was Alphen een den Rijn geleidelijk gegroeid van 19.000 naar 21.700 inwoners. In 1953 werd de 428ste naoorlogse woning opgeleverd. In 1955 had de gemeente 22.600 inwoners. In deze periode werd ook de Zeeheldenbuurt gebouwd, direct ten oosten van de Baronie. Dit gebeurde vanaf de Rijn de polder in, waardoor het deel rondom de Baronie als laatste werd opgeleverd. In de eerste jaren reden werknemers nog over een zandpad met rijplaten om bij de Baronie te komen. Pas rond 1956 kwam de Prinses Irenelaan gereed en kreeg de fabriek een officiële toegangsweg naar de Prins Bernhardlaan. Deze was net als de Oranje Nassausingel aan de overzijde van de Rijn bedoeld als rondweg om de oude kern van Alphen aan den Rijn te ontlasten en deze sloot bij de Hoorn weer aan op de weg naar Leiden. Pas veel later, toen de Albert Schweitzerbrug werd gebouwd, werd deze weg ook de ontsluiting richting Amsterdam. Vanaf die tijd ging het hard met de groei van Alphen aan den Rijn.
“Ik zat naast het terras, daar was de directiekamer, tegenover de showroom. Ik kon vanaf het kantoor zien hoe Alphen aan den Rijn steeds meer richting de Baronie kwam” (M.F. Otten, commercieel directeur)
De Van Nesstraat is de belangrijkste winkelstraat in de Zeeheldenbuurt. De winkels openden hun deuren voor het eerst in 1956. De principes van de Rotterdamse Lijnbaan zijn ook hier terug te vinden. Er bestaat een duidelijke verwantschap tussen de bouw- stijlen van deze beide winkelstraten, zoals de strikte functiescheiding van wonen en werken. Ook het gebruik van beton met glas is typisch voor deze periode. De wijk bevat drie kerken: de Nederlands Hervormde Opstandingskerk, de Gereformeerde Salvatorikerk en de Rooms-katholieke Pius X-kerk (alle drie met losstaande klokken- torens). De gebouwen doen erg denken aan de kerken die architectenbureau Swaneveld & Goslinga in die zelfde tijd in Schiedam en Pendrecht tekende en zijn karakteristiek voor de naoorlogse periode.
Door de hoogte van het gebouw was de Baronie ook aantrekkelijk voor andere doel- einden dan de productie van chocolade. Op het dak stond de sirene van de BurgerBescherming, die iedere maand afging om te oefenen. De buurt kwam regelmatig klagen over de herrie en stank die de Baronie produceerde.